Amarant kweken is iets waar ik veel plezier aan beleef, vooral omdat het een plant is die niet alleen decoratief is, maar ook eetbaar en voedzaam. In mijn ervaring is het een gewas dat verrassend makkelijk is in onderhoud, zolang je de juiste voorbereiding treft. Het is geen alledaagse groente in de moestuin, en juist dat maakt het voor mij zo aantrekkelijk. Je hebt er geen kas voor nodig, geen dure hulpmiddelen, alleen een stukje zon, wat aandacht en wat geduld.

Wat me vooral aanspreekt aan amarant, is de veelzijdigheid. Je kunt de jonge blaadjes gebruiken als bladgroente, de zaden zijn eetbaar en de bloeiwijzen zijn ware blikvangers in de tuin. In de zomermaanden groeit het als een speer, zeker als je een zonnige plek hebt uitgekozen. Maar het is geen groente die je achteloos de grond in steekt en vervolgens vergeet. Als je het goed aanpakt, levert Amarant een rijke oogst op en kun je er tot diep in het najaar van genieten.

Hoe amarant kweken?

Amarant kweken begint met het kiezen van een goede plek in de tuin. Deze plant houdt van warmte en zonlicht. Kies een stukje grond dat goed gedraineerd is, waar geen water blijft staan. De grond hoeft niet extreem rijk te zijn, maar een basisbemesting met compost bij de start doet wonderen. Daarna is het een kwestie van regelmatig water geven en opletten of de plant voldoende ruimte heeft om zich te ontwikkelen. In een pot lukt het ook, maar dan kies ik zelf voor een wat lagere soort en zorg ik voor een diepe pot met voldoende ruimte voor de wortels.

Stap 1, de grond voorbereiden

Een goede start begint met de bodem. Ik begin altijd met het verwijderen van oude wortels, stenen en ander vuil. Daarna spit ik de aarde om tot minstens twintig centimeter diep. Dat lijkt overdreven, maar amarant wortelt dieper dan je denkt.

Daarna meng ik de aarde met goed verteerde compost. Als de grond erg zwaar is, voeg ik wat zand toe voor de afwatering. Bij zandgrond voeg ik juist weer wat extra compost toe om het vocht beter vast te houden.

Vervolgens egaliseer ik het oppervlak met een hark. Dit voorkomt dat water zich ophoopt in kuilen, wat wortelrot kan veroorzaken. Daarna laat ik de grond een paar dagen met rust zodat het kan bezinken.

Als laatste controleer ik de zuurgraad. Amarant groeit het best in licht zure tot neutrale grond. Met wat kalk kun je de pH bijstellen als dat nodig is, maar dat is zelden nodig als je compost gebruikt.

Tot slot markeer ik de rijen met een touwtje. Zo weet ik precies waar ik ga zaaien, en geef ik de plantjes later de ruimte die ze nodig hebben.

Stap 2, voordelen van combinatieteelt

Wat ik persoonlijk erg fijn vind aan Amarant, is dat het goed samengaat met andere gewassen. In combinatieteelt zorgt het voor een luchtige structuur en schaduw, wat bijvoorbeeld sla beschermt tegen verbranden.

Een geslaagde combinatie is amarant met maïs. Beide houden van warmte en zon en versterken elkaar. De maïs groeit omhoog, terwijl amarant zich breder uitspreidt.

Ook basilicum doet het goed in de buurt van Amarant. De geur van basilicum zou bladluizen op afstand houden, iets wat ook amarant ten goede komt. Bovendien groeit basilicum graag in dezelfde losse, humusrijke grond.

In mijn tuin zet ik ook wel eens uien tussen de amarant. Uien verdragen de schaduw van de bladeren prima, en ze houden met hun geur ongewenste beestjes op afstand.

Een andere fijne combinatie is met bonen. De stikstofbindende werking van bonen helpt de groei van amarant. Let wel op dat je genoeg ruimte houdt, want beide gewassen willen hun plek.

Amarant verzorgen

Stap 3, Amarant zaaien of planten

Het zaaien van amarant doe ik zelf pas eind mei, zodra de kans op nachtvorst voorbij is. Ik zaai direct in de volle grond, ongeveer één centimeter diep. De zaden zijn klein, dus het is even priegelen. Je kunt ze mengen met wat droog zand voor een gelijkmatige verdeling.

Als je eerder wilt beginnen, kun je eind april binnen voorzaaien in potjes. Houd de temperatuur boven de twintig graden voor een goede kieming. Na ijsheiligen plant je ze buiten uit.

Wie geen zin heeft in zaaien, kan jonge plantjes kopen bij een kweker. Let dan wel op dat ze niet zijn doorgeschoten. Een compacte plant is beter bestand tegen het overplanten.

Wil je amarant op je balkon of vensterbank? Dat kan, maar kies dan voor een lage soort en zet hem in een grote pot met minimaal dertig centimeter diepte. Zorg dat overtollig water weg kan, anders rotten de wortels.

In potten moet je wel vaker voeding geven. Ik voeg iedere twee weken een beetje vloeibare mest toe. Let op de kleur van het blad. Wordt het lichtgroen? Dan is het tijd voor extra voeding.

Stap 4, De zorg tijdens de groei

Water is cruciaal in de eerste weken. Ik geef iedere dag een beetje, net genoeg om de bovenlaag vochtig te houden. Zodra de plant is aangeslagen, geef ik één of twee keer per week diep water.

Tijdens de groei voeg ik af en toe wat compost toe rond de plantvoet. Dit houdt vocht vast en voedt de bodem. Amarant stelt weinig eisen, maar als je goede bladeren wilt oogsten, loont het om elke maand wat plantenvoeding toe te voegen.

Controleer op slakken, vooral in de eerste weken. Als je zaailingen ineens verdwijnen, zijn slakken vaak de schuldige. Ik gebruik geen gif, maar leg een rand van scherp zand of gebroken eierschalen rondom de plant.

Als de plant in bloei schiet, hoef je niet meteen in te grijpen. De bloemen zijn decoratief en trekken bijen aan. Maar als je alleen blad wilt oogsten, knijp dan de bloeistengel eruit zodra die zichtbaar wordt.

Let er ook op dat je de planten niet te dicht op elkaar laat staan. Ik dun ze uit tot minstens dertig centimeter tussenruimte, zodat ze luchtig blijven en minder vatbaar zijn voor schimmel.

Stap 5, Amarant oogsten

Voor bladgebruik begin ik met oogsten zodra de plant zo’n twintig centimeter hoog is. Ik pluk altijd de bovenste jonge blaadjes. Zo blijft de plant zich vertakken en geeft hij langer opbrengst.

De zaden komen pas later, als de plant in bloei staat. Je laat de bloeiaren rijpen tot ze dor zijn. Daarna knip je de hele aar af en laat je die een paar dagen drogen.

Vervolgens wrijf ik de bloeiaren uit boven een schaal. De zaadjes vallen eruit, samen met wat kaf. Dat kun je eruit zeven met een fijne zeef of door te blazen.

Voor een grote oogst laat ik enkele planten helemaal staan tot ze vanzelf indrogen. Dan is het een kwestie van knippen, drogen en zeven.

Ik let op het weer tijdens het oogsten. Regen maakt de bloemen en zaden nat, wat schimmel kan veroorzaken. Bij droog weer is het oogstmoment optimaal.

Amarant oogsten

Hoe amarant bewaren

Verse bladeren kun je twee tot drie dagen in de koelkast bewaren. Wikkel ze in een vochtige doek en leg ze onderin de groentelade. Daarna verliezen ze hun knapperigheid.

Je kunt amarant ook drogen. Hang de takken ondersteboven op een droge, donkere plek. Na twee weken zijn de bladeren bros en kun je ze verkruimelen en luchtdicht bewaren.

Zaden zijn het best houdbaar. Als ze volledig droog zijn, bewaar ik ze in een afgesloten glazen pot op een koele, donkere plek. Zo blijven ze zeker een jaar goed.

Hoe amarant in de keuken gebruiken?

De jonge bladeren zijn heerlijk in roerbakgerechten. Ze hebben een zachte, iets nootachtige smaak die goed combineert met knoflook en ui. Ik gebruik ze ook in omeletten of als vulling in hartige taart.

Je kunt de bladeren net als spinazie koken, maar ik blancheer ze liever kort zodat ze hun kleur en bite behouden. Daarna verwerk ik ze in een salade met warme aardappelen of linzen.

De zaden zijn verrassend veelzijdig. Je kunt ze roosteren in een droge pan tot ze poffen als kleine popcorns. Die gebruik ik als topping op yoghurt of soep.

Gekookt kun je de zaden verwerken als pap, net zoals havermout. Met wat honing en kaneel erbij heb je een voedzaam ontbijt. Of je mengt ze door brooddeeg als voedzame vulling.

Ik heb ook wel eens de hele bloeiaren gedroogd en gemalen tot meel. Dat geeft een bijzondere kleur en smaak aan pannenkoeken of crackers. Experimenteer gerust, amarant laat veel toe.

Conclusie

Amarant kweken is niet moeilijk, maar vraagt wel aandacht. Als je de grond goed voorbereidt, kiest voor de juiste combinaties en je planten goed verzorgt, krijg je een rijke oogst. Of je nu voor de sierbloemen gaat, de jonge bladeren of de voedzame zaden, amarant verdient een plek in de moestuin.

Wilhelmus Hengstmengel

Wilhelmus Hengstmengel, een man wiens naam alleen al klinkt als een verhaal op zich, is niet zomaar een culinaire liefhebber, maar een doorgewinterde kenner van alles wat groeit, bloeit en uiteindelijk op het bord belandt. Met ruim 15 jaar ervaring in de culinaire wereld en een diepgewortelde liefde voor pure ingrediënten, weet hij dat echt gezond eten niet begint in de keuken, maar in de grond. Hij heeft niet alleen een passie voor koken, maar ook voor de oorsprong van zijn ingrediënten. Zelf groenten, fruit en kruiden telen is voor hem geen luxe, maar een noodzaak, een manier om controle te houden over wat er op het bord komt. Zijn verleden als groenteboer heeft hem niet alleen een scherp oog voor versheid en kwaliteit opgeleverd, maar ook een instinct voor duurzaamheid, een zeldzame combinatie die hij moeiteloos verweeft met zijn nuchtere, no-nonsense benadering van koken.

Zijn missie? Simpel: mensen inspireren om gezonder te eten, bewuster te telen en slimmer om te gaan met wat de aarde ons geeft. Want een moestuin is geen luxe, geen hobby voor de zondagmiddag, maar een kleine revolutie op zichzelf. En wie het goed aanpakt, kan daar niet alleen van eten, maar ook van leren, elke dag opnieuw.

Dit is misschien ook leuk

3 Reacties

  1. Een mooie plant voor in de tuin die ook eetbaar is, dat is helemaal iets voor mij. In de tuin koppel ik altijd graag het mooie aan het nuttige. Deze ga ik zeker op mijn ’tuincentrum-lijstje’ zetten. Bedankt voor de tip.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *